Hoe
Vijf redenen waarom een kind met een ontwikkelingsvoorsprong soms niet gemotiveerd is en vijf manieren om daar mee om te gaan.
1. Perfectionisme
Veel begaafde kinderen worden als het ware verlamd door faalangst. Ze ontlopen een taak liever dan dat ze het risico nemen om hem verkeerd te doen. Ook heel jonge kinderen leren dit al aan. En het leidt tot frustrerende conflicten. Een kind is er dan van overtuigd dat het niet lukt.
Wat te doen? Leren doorzetten!
Hier helpt de “groei mindset” theorie enorm. Deze omhelst immers de gedachte dat fouten je verder brengen en dat strijd en uitdaging het pad wijst naar succes. Dus help een kind om doorzettingsvermogen te ontwikkelen, vertel het over fouten die prima uitpakten. Vertel verhalen over historische figuren die dóórgingen ondanks de stomme dingen die ze hebben gedaan. Of praat over favoriete helden uit films die juist succes hadden dankzij hun misstappen. Als je een kind de kracht van het falen kan laten inzien (fouten maken móét) zal het zich op de lange duur van de “ketens” van perfectie kunnen bevrijden.
2. Temperament
Hyppocrates had het al over de vier temperamenten, vier persoonlijkheids- kenmerken die iemands passies en gedragingen beïnvloeden: sanguinisch (blij-opgeruimd), cholerisch (koppig en onafhankelijk), melancholisch (gevoelig en analytisch) en flegmatisch (meegaand, en conflict vermijdend). Bij de meeste mensen spelen meerdere temperamenten en vaak ook één juist niet.
Het spreekt vanzelf dat sommige temperamenten conflicteren met motivatie en het volbrengen van taken. Kinderen met een sanguinisch temperament hebben vaak geen zin in taken die ze niet leuk vinden, cholerici staan er op dat ze eerst precies verteld worden wat ze doen, en flegmatici blijven soms gevangen in de lamlendigheid van wat ze altijd al doen.
Wat te doen? Eigenaarschap.
Kinderen investeren meer in taken die ze zelf kiezen. Vind dus uit welke activiteiten een kind inspireren. Dat heeft natuurlijk ook erg te maken met de intelligenties of interesses die een kind heeft (zie meervoudige intelligenties van Gardner).
Maar daar zit natuurlijk ook een keerzijde aan: het grote “spookbeeld” van het werkelijke leven. De kinderen moeten ook leen om te gaan met taken die ze wat minder inspirerend vinden. Maar als je kinderen eerst taken laat doen die ze leuk vinden zullen ze waarschijnlijk “inspanning” voor taken leren waarderen. Als ze dan ouder worden snappen ze waarschijnlijk dat ook minder leuke inspanningen hen tevreden kan maken.
3. Te gefocust
Sommige kinderen gaan zo op in spel, in een boek, in games op de tablet, makn van tekeningen enzovoort dat ze de wereld om zich heen vergeten.
De “gewone” dingen boeien dan niet (meer). Opruimen? Ho maar. Die taak die nog af moet? Straks.
Wat te doen? Korte, heldere en liefst visuele richtlijnen.
Een “slim” brein werkt op volle toeren bij de informatie die het krijgt. Die werkt als “Pokon”. Maar dat betekent dat waslijstjes met taken en opdrachten juist voor deze kinderen met dit brein slecht werken. Om overbelasting en vermijdingsgedrag te voorkomen is het het beste om deze kinderen specifieke en heldere richtlijnen te geven, en wel één voor één en het liefst in visuele vorm.
4. Asynchrone ontwikkeling.
Hier hebben we al over geschreven in de bouwsteen voor heel jonge kinderen.
Omdat kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong vaak vanuit (diep) begrip opereren en vaak vroegrijpe persoonlijkheden vormen, lijken ze soms een stuk ouder dan ze zijn. We hebben geschreven over de verschillende “leeftijden” in één person. Dat betekent dat sommige apsecten van hun ontwikkeling veel verder zijn en andere juist erg achter lopen. Kinderen die al “Lord of the Rings” lezen, maar hun veters nog niet kunnen strikken. Soms lijken voor deze kinderen de gemakkelijkste taken onoverkoombaar.
Hoe daarmee om te gaan? Gebruiken in de groep met het kind oefenen!
Pedagogische medewerkers en leerkrachten van groep 1 zouden volgens de pedagoog Harry Wong er goed aan doen de gebruiken in de groep of klas in de eerste dagen in de groep met het kind te oefenen. Dat helpt kinderen echt om zich nieuw gedrag eigen te maken en geeft het zelfvertrouwen. Haal de stapjes die bij een taak horen uit elkaar en neem de tijd een kind te laten merken hoe deze gedaan moeten worden. Zelfs iets simpels als het inpakken van een rugzak is waard om geoefend te worden, zeker als kinderen achter lopen bij executieve of organisatie vaardigheden.
5. Dubbel bijzonder.
Er zijn nogal wat kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong die we “dubbel bijzonder” noemen: cognitieve voorsprong naast een ontwikkelingsstoornis of leerhandicap, zoals een stoornis in het Autisme spectrum, AD(H)D, of dyslectie. Niet alleen hebben deze “kwaliteiten” effect op het leervermogen van kinderen, maar ze hebben zeker ook impact op de executieve functies.
Wat te doen? Ontwikkel strategieën en mechanismen om daarmee om te gaan (coping).
Deze coping mechanismen zijn natuurlijk voor elke kind met een dergelijke “kwaliteit” verschillend. Met deskundigen en vooral ouders moet worden afgestemd (de driehoek leerkracht – kind – ouder(s)) wat werkt in welke situatie. Structuur, ruimte voor fysieke inspanningen, aandacht voor een goede communicatie. Wat echter van belang is dat een pedagogische medewerker of leerkracht ervan bewust is dát kinderen deze dubbele bijzonderheid hebben en dat het niet altijd duidelijk is wat nou wat “veroorzaakt”: de cognitieve voorsprong of de aandacht- of ontwikkelingsstoornis.
Deels gebaseerd op:
https://www.notsoformulaic.com/gifted-kids-arent-motivated-cope/