Wat zijn Metacognitieve Vaardigheden?

Metacognitie

 

Metacognitie betreft de kennis en vaardigheden om het eigen denken, handelen en leren te organiseren, te sturen en te controleren. Het gaat dan om vaardigheden voor taakoriëntatie (wat moet ik doen?), doelen stellen (wat moet ik bereiken?), plannen (hoe bereik ik dat doel?), systematisch werken (stap-voor-stap), jezelf monitoren tijdens de uitvoering (maak ik geen fouten, begrijp ik alles?), na afloop evalueren (klopt het antwoord?) en reflecteren (wat kan ik hiervan leren?).

 

Leerlingen met goede metacognitieve vaardigheden staan zelf aan het roer van hun leerproces waardoor zij een leertaak effectiever kunnen uitvoeren.

 

 

Metacognitie en leerprestaties

 

 

Metacognitie bepaalt in hoge mate de leerprestatie (tot 40%). Daarmee is metacognitie belangrijker dan intelligentie, sociaaleconomische achtergrond en studiemotivatie voor het leerproces van de leerling (Veenman, 2015).

Metacognitieve vaardigheden kunnen worden aangeleerd en verbeterd door instructie en training. Onderzoek heeft aangetoond dat adequate metacognitieve instructie en training leiden tot een duurzame verbetering van metacognitieve vaardigheden en, dientengevolge, tot betere leerprestaties (Veenman, 2013).

 

Intelligentie en metacognitie

 

Hoewel metacognitie enigszins is gerelateerd aan intelligentie (20% overlap), speelt metacognitie een zelfstandige rol in het leerproces.

Onderzoek heeft laten zien dat bijna de helft van de intellectueel begaafde leerlingen metacognitief zwak tot zeer zwak zijn (Veenman, 2015). Mogelijk worden deze begaafde leerlingen in het onderwijs onvoldoende uitgedaagd om hun metacognitieve vaardigheden te ontwikkelen. In het reguliere onderwijs kunnen zij nog teren op hun intelligentie. Maar wanneer de leerstof complexer wordt, dan dreigt studievertraging en –uitval.

Omgekeerd kunnen leerlingen met goede metacognitieve vaardigheden compenseren voor een relatief lagere intelligentie. Ook kunnen goede metacognitieve vaardigheden compenseren voor dyslexie.

 

 

Ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden

 

 

De ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden begint rond het 8e levensjaar.  Daarna vertonen deze vaardigheden een sterke toename gedurende de late kindertijd en adolescentie, zelfs tot in de volwassenheid.

Er bestaan er echter grote individuele verschillen in de spontane ontwikkeling van metacognitie. Sommige leerlingen blijven metacognitief zwak, terwijl anderen het juist beter doen dan hun leeftijdsgenoten.

Tot ca. 12 jaar zijn metacognitieve vaardigheden taakspecifiek van aard. De ene leerling is metacognitief beter in rekenen, terwijl de ander dat bij taal is. Maar rond 13-14 jr. wordt metacognitie algemeen van aard, dus niet meer afhankelijk van de soort taak. Dit algemene metacognitieve repertoire is van groot belang voor het aanleren van nieuwe taken, voor het verwerven van kennis over onbekende onderwerpen of, later, voor het inwerken in een nieuwe beroepssituatie (Veenman, 2015).

 

Executieve functies

 

Executieve functies (EF) zijn basale denkvermogens die door rijping van het brein beschikbaar worden. Een belangrijk voorbeeld is inhibitie of impulsiviteit-controle: een stop-functie waarmee een handelingsneiging kan worden onderbroken wanneer er iets fout dreigt te gaan. Denk aan een kind dat achter een voetbal de straat oprent terwijl er een auto aankomt. Een tweede voorbeeld is elementaire planning van handelingsstappen (eerst a, dan b.. etc.). Elementaire planning is nodig voor het uitvoeren van complexe handelingen, zoals een optelsom met tiental-overschrijding.

In zeer jonge kinderen (< 4 jr.) zijn EFs nog afwezig. Maar vanaf 4-5 jr. is het brein rijp voor de ontwikkeling van EFs.

Inhibitie en elementaire planning zijn een voorwaarde voor het toepassen van metacognitieve vaardigheden. Je moet over inhibitie beschikken om eerst de opdracht te lezen voordat je aan de uitvoering van een taak begint, of om je uitkomst te controleren voordat je het antwoord geeft. Elementaire planning is een voorwaarde voor doelgerichte planning als metacognitieve vaardigheid. De ontwikkeling van EFs gaat dus vooraf aan de ontwikkeling van metacognitieve vaardigheden.

 

 

 

 

Metacognitieve vaardigheden zijn trainbaar mits…

 

1.

Metacognitieve instructie moet worden geïntegreerd met een leertaak om succesvol te kunnen zijn. Het toepassen van metacognitieve vaardigheden op een concrete leertaak maakt namelijk duidelijk voor de leerling Wat je Wanneer moet doen en Hoe je dat doet. Aparte studievaardigheidslessen hebben dan ook weinig zin.

2.

Het nut van metacognitieve activiteiten moet expliciet worden uitgelegd om leerlingen ertoe te brengen de extra inspanning van die activiteiten te leveren. Dit betreft het Waarom van metacognitief handelen. Leerlingen zijn vooral vatbaar voor concrete argumenten van tijdwinst, minder fouten, en hogere cijfers.

3.

Metacognitieve instructie moet over een langere periode worden gegeven om een (langdurig) effect te bewerkstelligen. Oefening baart kunst.

 

De instructie van elke metacognitieve vaardigheid dient derhalve aan leerlingen duidelijk te maken Wat je Wanneer moet doen, Waarom dat nodig is, en Hoe je dat doet (de zgn. WWW&H regel; Veenman, 2013).

 

Onderzoek Erasmus+

 

Eerst werden PO-leerkrachten in Tsjechië en Nederland opgeleid voor het geven van metacognitieve instructie. Vervolgens trainden zij hun leerlingen (ca. 12 jr.) gedurende drie maanden in het toepassen van metacognitieve vaardigheden tijdens lessen voor rekenen en lezen. Als controlegroep fungeerden vergelijkbare leerlingen die geen training ontvingen.

Voorafgaand aan en na afloop van de training werd de metacognitieve vaardigheden bij alle leerlingen gemeten met een computertaak. Deze individuele taak vraagt elke leerling om door het bedenken en uitvoeren van experimenten uit te zoeken hoe vijf variabelen van invloed zijn op een uitkomstvariabele. Activiteiten van leerlingen werden weggeschreven naar een logfile en geanalyseerd.

Scores voor metacognitie na afloop werden gecorrigeerd voor het beginniveau voorafgaand aan de training. Zowel onderzoek in Tsjechië als in Nederland liet zien dat getrainde leerlingen metacognitief beter gingen functioneren dan leerlingen uit de controlegroep. De metacognitieve training van leerlingen tijdens reken- en taallessen leidt dus tot betere metacognitieve vaardigheden, zelfs op een andersoortige taak.